Vanaf 2020 minder lang Partneralimentatie

Den Haag – Vanaf volgend jaar hoeft aan een ex-partner in de meeste gevallen nog maar maximaal 5 jaar partneralimentatie te worden betaald. Een initiatiefwetsvoorstel van VVD en PvdA daarvoor is deze week ook door de Senaat aangenomen. Voortaan hoeft aan een ex nog maar de helft van de periode van het huwelijk, met een maximum van 5 jaar, alimentatie te worden betaald. Wanneer de nieuwe wetgeving precies ingaat, moet nog bekend worden gemaakt. Voorlopig is alleen ’2020’ genoemd. Waarschijnlijk zal het gelden voor alle scheidingen die na 1 januari 2020 worden aangevraagd.

Uitzondering

Er zijn nog twee wettelijke uitzonderingen. De eerste is als de gehuwden minstens 15 jaar zijn getrouwd en de alimentatiegerechtigde minder dan 10 jaar van de AOW-leeftijd afzit, dan heeft diegene recht op maximaal 10 jaar alimentatie. De eerstkomende 7 jaar hebben alle 50-plussers na een huwelijk van minimaal 15 jaar recht op 10 jaar alimentatie. De andere uitzondering is als er kinderen onder de 12 in het spel zijn: dan is de partneralimentatie maximaal 12 jaar, tot het jongste kind ook 12 kaarsjes mag uitblazen. Ook kunnen rechters rekening houden met schrijnende gevallen. De nieuwe regels zijn alleen van toepassing op nieuwe scheidingen: lopende alimentatieverplichtingen blijven hetzelfde.

Wat betekent kortere partneralimentatie? Vijf vragen

Wat betekent dit nu? Vijf vragen.

1.Waarom bestaat partneralimentatie eigenlijk?

Na een huwelijk of geregistreerd partnerschap moeten beide partners in principe op dezelfde manier door kunnen leven, is de theorie achter alimentatie. Kunnen de ex-partners hun levensstandaard niet zelfstandig ophouden, dan moet alimentatie worden betaald. De meestverdienende (meestal de man) draagt daarom ook na een scheiding nog een deel van zijn inkomen af aan de minstverdienende, meestal de vrouw. Deze plicht had de meest verdienende nog maximaal 12 jaar, mits het huwelijk langer dan 5 jaar had geduurd, of er kinderen in zijn geboren. Anders was de verplichting al maximaal 5 jaar.

2. Wat verandert er precies?

De vorige belangrijke herziening van de alimentatie was in 1994. Toen werd de duur van de maximale alimentatieplicht verkort naar 12 jaar. Progressieve partijen zijn al jaren van mening dat dit nog steeds veel te lang is: zij vinden dat iedereen in principe in zijn of haar eigen levensonderhoud moet kunnen voorzien en vinden een alimentatieplicht van 5 jaar lang genoeg. In 2016 werd een wetsvoorstel om de alimentatieplicht te verkorten nog door de Raad van State afgeraden omdat er te weinig rekening werd gehouden met de forse afstand tot de arbeidsmarkt van sommige (vooral) vrouwen na een echtscheiding. Met uitzonderingen wordt daar nu meer rekening mee gehouden. Het nieuwe wetsvoorstel van VVD, D66 en PvdA om de alimentatieplicht te verkorten van 12 naar 5 jaar is nu wel door de Tweede Kamer en Eerste Kamer aangenomen en gaat in 2020 in. De officiële ingangsdatum moet nog worden vastgesteld, net als eventuele overgangswetgeving. CDA, ChristenUnie, SGP en 50Plus stemden in de Senaat tegen het voorstel. CDA en 50Plus stemden in de Tweede Kamer nog voor het voorstel: SGP en ChristenUnie waren ook daar tegen.

3. Krijgt iedereen nu nog maar 5 jaar partneralimentatie?

De hoofdregel voor het vaststellen van partneralimentatie is dat je het krijgt voor de helft van de periode van het huwelijk/geregistreerd partnerschap, met een maximum van vijf jaar. Na een huwelijk van 6 jaar heb je dus recht op 3 jaarpartneralimentatie. Daarop zijn twee uitzonderingen: voor senioren en ouders van kinderen onder de 12. Deze groepen hebben minder kans om na een echtscheiding snel weer in hun eigen levensonderhoud te kunnen voorzien. De komende zeven jaar houden ex-partners die op het moment van scheiden ouder zijn dan 50 (de minst verdienende partner is geboren na 1-1-1970) en minstens 15 jaar waren getrouwd, recht op tien jaar partneralimentatie. Daarna blijft er ook een uitzonderingsregeling voor senioren: als de minstverdienende partner na een huwelijk van minimaal 15 jaar minder dan tien jaar afzit van de AOW-leeftijd, houdt diegene recht op partneralimentatie tot hij of zij AOW krijgt.

Een andere uitzondering is er voor ouders van kinderen onder de 12. Tot het jongste kind 12 is, houden zij recht op partneralimentatie. Dit is dus voor een periode van maximaal 12 jaar.

4. Hoe werkt dit in de praktijk?

Een rekenvoorbeeld: De ouders van Femke (11) en Mees (8) willen na een huwelijk van 16 jaar scheiden. Moeder verdient veel meer dan vader. Vader heeft dan recht op alimentatie voor de helft van de duur van het huwelijk (8 jaar), met een maximum van 5 jaar. Hij krijgt dus 5 jaar alimentatie. Als Mees geen 8 zou zijn maar 5, zou vader recht hebben op alimentatie tot Mees 12 wordt: 7 jaar dus. Als de ouders van Femke en Mees niet 16 jaar getrouwd waren geweest maar slechts 6, zou de vader recht hebben op partneralimentatie tot Mees 12 jaar wordt: 4 jaar lang dus.

5. Wat zijn de gevolgen van deze beslissing?

De nieuwe regels gelden alleen voor nieuwe gevallen: dus scheidingen die na de ingang van de wet ergens in 2020 worden aangevraagd. Er verandert niets voor mensen die op dit moment al alimentatieverplichtingen hebben. Ook komt er waarschijnlijk nog overgangswetgeving, waarover nu nog geen details bekend zijn. Het is heel goed mogelijk dat echtelieden die momenteel op hun partner zijn uitgekeken, even wachten met een scheiding aanvragen tot 2020 en de nieuwe regels zijn geïmplementeerd.

Werknemers, vakantie en ziekte | Heerebout Advocatuur

Fijn dat uw werknemers op vakantie gaan?  U wilt die dagen niet uitbetalen natuurlijk. U moet de wensen van de werknemer volgen als deze vakantie wil inplannen. Tenzij er grote bezwaren zijn voor het werk. Dan kunt u dat aangeven.

Vakantiedagen zijn wettelijk of bovenwettelijk. De “wettelijke dagen” is het aantal uren per week maal vier. Dus iemand die 40 uur per week werkt heeft recht op 160 uur aan vakantie per jaar. Alle vakantiedagen daarbovenop worden de “bovenwettelijke dagen” genoemd. De wettelijke dagen vervallen een half jaar na het afgesloten jaar.

De werknemer is op vakantie. Plots krijg je dan een telefoontje of mailtje uit het buitenland. De werknemer heeft zich ziek gemeld. De vakantiedagen zijn vanaf dat moment ziektedagen geworden. U kon echter contractueel of via cao bepalen dat bij ziekte op vakantie vakantiedagen worden verrekend met de ziekteperiode, maar meestal is dat niet gebeurd. De ziekte gaat in dat geval vóór, en de vakantiedagen worden niet opgenomen maar blijven bewaard.

Belangrijk is dat de werknemer de door u opgestelde spelregels bij ziekte blijft opvolgen. Dus melden op de eerste ziektedag en bij de juiste persoon. U moet zelf ook de arbodienst informeren.  Deze procedure is nu belangrijk: de werknemer moet gevraagd worden bewijs te sturen van zijn ziekte en de duur ervan. Kan hij niet terugkeren dan kunt u om een artsverklaring vragen ( in sommige landen helaas tegen betaling makkelijk te verkrijgen…) . Daarnaast moet de werknemer doorgeven waar hij verblijft en hoe hij te bereiken is. U kunt in theorie een arts langs sturen dus de werknemer mag niet blijven rondtrekken. U moet de werknemer hierover goed informeren. Vermeldt u ook duidelijk dat indien de werknemer zich niet aan de controlevoorschriften houdt, het u vrij staat de loonbetaling op te schorten. Opschorten is een wettelijk toegestaan drukmiddel maar later moet u dan weer wel het loon voldoen.

Kort gezegd moet u in de arbeidsovereenkomst of reglement het volgende openen: 1. Binnen drie dagen melden 2. Bereikbaar zijn. 3. Medische verklaring afgeven 4. Verklaring van niet-reisvaardigheid 4. Zo spoedig mogelijk terugkeren naar Nederland voor controle 5. Melden aan de arbodienst.

In het algemeen is het in arbeidszaken belangrijk om alles goed schriftelijk vast te leggen, om te informeren en om te waarschuwen. De politiek heeft immers bepaald dat u als ondernemer het risico heeft van ziekte van de werknemer. Dus: u heeft niet de schuld maar wel het risico. Om die reden is het belangrijk voor u als ondernemer om alles schriftelijk vast te leggen en te communiceren, te onderbouwen en de werknemer tijdig te waarschuwen. Hulp hierbij kan geen kwaad en kan erger voorkomen zo is mijn ervaring.

Hoe dan ook: ik wens u onbezorgde vakantiedagen!